pensioenen
   
naar paginabegin
principe
De pensioenleeftijd bedraagt 65 jaar. Wie op zijn twintigste begon te werken heeft er dan een beroepsloopbaan van 45 jaar opzitten. We noemen dat een volledige loopbaan. Gedurende die periode heeft de werkgever 15 %
loonkost (of: BTW) betaald op het bruto loon van zijn werknemer.

De gemiddelde leeftijd van de mensen in ons land bedraagt 80 jaar (man: 79, vrouw: 81). Sommige mensen zullen langer leven, sommigen zullen eerder sterven. Het pensioenstelsel moet daarom gebaseerd zijn op het principe van solidariteit. Dat is een eerlijk en rechtvaardig principe: vooraf, bij het begin van je beroepscarrière, valt immers voor niemand te voorspellen hoe oud hij of zij zal worden, en in hoeverre iemand later dan nog zal kunnen genieten van de opbrengst van zijn pensioenbijdragen.
naar paginabegin
op rust
Een gepensioneerde is per definitie iemand die zich uit het arbeidscircuit heeft teruggetrokken en die nu geen commerciële arbeid of diensten tegen betaling meer verricht.

Het Modale Inkomen in België (de basis van al onze berekeningen, zowel voor uitgaven als voor inkomsten) bedraagt 2.000 euro per maand. Het ligt voor de hand dat geen enkele gepensioneerde een pensioen kan hebben dat hoger is dan het modale inkomen: voor dat bedrag moet de modale Belg immers arbeid leveren, en het is onverantwoord om aan wie dan ook een uitkering te geven die groter is dan het bedrag waar anderen full-time voor moeten gaan werken. ( ! )
naar paginabegin

loopbaan
Het pensioen is niet gekoppeld aan de aard van de activiteiten die werden verricht: "geen arbeid verrichten" doet immers iedere gepensioneerde op dezelfde manier.

Wie tijdens zijn loopbaan een inkomen heeft gehad dat veel hoger was dan dat van iemand anders, heeft ook méér rijkdom verzameld dan die medemens, en heeft daar ook méér opbrengsten van. Het zou onrechtvaardig zijn om de vergoeding voor non-activiteit ook nog eens te discrimineren door verschillende uitkeringen te voorzien voor hetzelfde "nietsdoen". In dat geval zou het solidariteitsprincipe ook niet meer spelen.

De hoogte van het pensioenbedrag is dus niet afhankelijk van de aard van de verrichte arbeid, maar is wel proportioneel aan het aantal gewerkte jaren. Het pensioen zal dus voor mensen die eenzelfde aantal jaren effectief hebben gewerkt even hoog zijn.

naar paginabegin statuut
Er wordt ook geen onderscheid gemaakt tussen het pensioen van een arbeider, bediende, zelfstandige, kaderpersoneel, ambtenaar, mandataris, of volgens welke funktie dan ook.
Voor hen allen heeft immers de werkgever een loonkost betaald (ook de zelfstandige, voor wie een gelijkaardige regeling is uitgewerkt). En vooral ook de overheid zal voor haar gesalarieerden  loonkosten betalen. Er mag dus geen "broekzak-vestzak-operatie"-redenering gehanteerd worden, want als er géén voorzieningen worden aangelegd, kan er ook niet uit geput worden en dan wordt het systeem ondermijnd.
naar paginabegin individueel
Elk pensioen wordt individueel berekend: per persoon. Tweeverdieners krijgen elk hun eigen pensioen, en niet, zoals nu, alléén het hoogste van de twee. Elk pensioen wordt afzonderlijk berekend en er wordt geen rekening gehouden met de uitkeringen die de partner krijgt.
naar paginabegin basisinkomen extra
Geen enkele gepensioneerde verliest zijn recht op een basisinkomen: bovenop zijn pensioen krijgt iedere Belg (die niet méér inkomsten heeft dan het modale inkomen) nog een basisinkomen dat gelijk is aan de helft van het verschil tussen het modale inkomen en zijn werkelijke inkomen
(zie
basisinkomen).

Als uw echtgenote bvb. dus niet heeft gewerkt, en er dus voor haar geen pensioenbijdragen werden betaald
(zie
(loonkost), maar zij heeft haar ganse leven aan haar gezin gewijd, dan krijgt zij nog steeds het volledige basisinkomen waarop zij onverminderd recht had.
naar paginabegin altijd betaalbaar !
Een pensioensysteem als dit is altijd betaalbaar, en blijft dat ook in de toekomst: omdat het gebaseerd is op een wiskundig exact logaritme dat aantoont dat met deze inkomsten de uitgaven méér dan betaalbaar zijn.

Verwacht mag worden dat het modale inkomen in de loop der jaren zal stijgen, en dus ook de actuele pensioenbedragen. Het pensioen is dus welvaartsvast. Maar bovendien hebben de al zovele jaren eerder betaalde bijdragen ondertussen een flinke rente-opbrengst gehad die de uitbetaling van de welvaartsvastheid méér dan overstijgen. Slechts in geval van een aanzienlijke leeftijdstoename (de gemiddelde ouderdom zou bvb. kunnen stijgen tot 100 jaar) dient een aanpassing te worden voorzien. Maar dat ziet er op korte termijn nog niet naar uit: in dat geval zouden velen ongetwijfeld ook graag langer gaan werken dan tot hun 65 jaar...
naar paginabegin 1. het pensioenbedrag
Wie 45 jaar lang  15 procent van zijn inkomen heeft afgedragen aan de overheid, mag tenminste rekenen op een pensioen ten bedrage van 45 procent van het modale inkomen voor de volgende 15 jaar*.

*15 jaar is het gemiddelde aantal verwachte 'pensioenjaren' tot aan de modale levensverwachting (80 jaar), min (65), de modale pensioenleeftijd. Natuurlijk blijft je pensioen dóórlopen na je 80ste, al werd je 136... Dat maakt 'gemiddeld' geen verschil uit.

Als het modale inkomen stijgt, stijgt ook het uitgekeerde pensioen. Het pensioen is, net als het basisinkomen, welvaartsvast.

Wie minder lang heeft gewerkt, of om wat voor reden ook enkele jaren een loopbaanonderbreking heeft genomen (een periode waarvoor geen bijdragen werden betaald) krijgt proportioneel een kleinere uitkering. Wie echter méér jaren heeft gewerkt, krijgt in verhouding dus ook méér.

pensioenleeftijd
De pensioenleeftijd bedraagt 65 jaar. Wie op 20 jarige leeftijd is beginnen werken, heeft er dan een loopbaan van 45 jaar op zitten. Wie op zijn 15e is begonnen, heeft recht op een uitkering die proportioneel is aan zijn 50-jarige loopbaan. En wie maar 20 jaar effectief heeft gewerkt, krijgt een uitkering proportioneel aan die 20 jaar.

normen
Je hebt ofwel gewerkt en dan zijn er door de werkgever bijdragen betaald, ofwel niet gewerkt en dan zijn er géén bijdragen betaald. Er zijn dus geen uitzonderingen, geen "gelijkgestelde jaren" mogelijk (zéér belangrijk: er zijn geen uitzonderingen). Wie dus een onderbreking heeft gekend in zijn carrière wegens werkloosheid, ziekte of gewoon enkele sabbatjaren heeft genomen gedurende bvb. twee jaar, dan worden die twee jaar (gedurende dewelke je ook recht had op een veel groter basisinkomen!) niet meegenomen voor de bepaling van je pensioenrechten.

naar paginabegin 2. het brugpensioen
Iedereen heeft het recht om vanaf 55 jaar op brugpensioen te gaan.

De wettelijke voorzieningen bepalen dat een werkgever deze aanvraag niet kan weigeren, mits aan de nodige formaliteiten van vooropzeg is voldaan. (Als een werknemer ontslag neemt, dient hij een opzegtermijn in acht te nemen van 1 dag per gewerkt trimester. bvb: ben je slechts 3 jaar in dienst, dan is je opzegtermijn 12 werkdagen, ben je 30 jaar in dienst, dan is je opzegtermijn 120 werkdagen.)

Hij of zij zal dan een pensioen krijgen dat proportioneel is aan het aantal gewerkte jaren, net als bij de gewone berekening. Ook hier wordt weer rekening gehouden met het aantal verwachte pensioenjaren (80 min je leeftijd bij pensionering) om een theoretisch bedrag te berekenen waarop je gedurende die verwachte pensioenjaren, en ook daarna onveranderd recht hebt, als je hopelijk langer leeft. Dat bedrag, berekend per maand, en uitgedrukt als percentage van het modale inkomen op het moment van pensionering, geldt als basis voor je maandelijkse pensioenuitkering.

Dat percentage is gelijk aan: (het aantal gewerkte jaren) x 15 (= het loonkost percentage) gedeeld door (het aantal verwachte pensioenjaren). Het zijn altijd eenvoudige en doorzichtige barema's in een proportionele democratie... !

Natuurlijk zal wie op jongere leeftijd op pensioen gaat, minder pensioen krijgen. Al was het maar omdat hij ook minder jaren heeft gewerkt. Maar dat wordt voor een deel weer gecompenseerd door een hoger basisinkomen. En wie na zijn 65e blijft werken, krijgt een proportioneel hoger inkomen. Met deze berekeningswijze echter, ontvang je proportioneel gezien een verglijkbaar bedrag tot je tachtigste. Daarna, zoals voor iedereen, heb je er écht voordeel bij om zo lang mogelijk nog te blijven leven: dat zijn extra inkomsten: je krijgt méér terug dan waar je voor betaald hebt... !

naar paginabegin 3. het uitgesteld pensioen
blijven werken na je 65ste
Sommige mensen zijn nog gezond van lijf en leden, en wensen na hun 65ste nog een tijdje aan de slag te blijven. Dat kan. Wie full-time blijft werken, "spaart" gewoon verder voor een hoger pensioen later.

Na een 50-jarige loopbaan bvb. krijg je dan 50/45e van een 'volledige-loopbaan'-pensioen.

Voor wie half-time gaat werken, wordt evenzo een proportionele regeling uitgewerkt. Een kalenderjaar teldt dan als een half 'full-time-gewerkt'-jaar. Een en ander kan precies worden nagegaan bij de berekening van het basisinkomen.

Na je 65e aan de slag blijven kan slechts indien je werkgever daarmee akkoord is. Hij heeft immers het recht om in zijn planning te voorzien dat zijn werknemers op hun 65e (of, op hun aanvraag, vroeger) op pensioen zullen gaan. Elk dossier dient evenwel persoonlijk te worden bekeken. Het is dus niet omdat jij na je 65e aan de slag mag blijven, dat een andere collega daar ook recht op zou hebben. Er kan hierover geen collectieve regeling bestaan.

Na je 65e geldt ook geen opzegtermijn meer ingeval de werknemer wenst te stoppen met werken. Je kan dus in principe stoppen van de ene dag op de andere. Net zoals je bvb. van de éne dag op de andere kan ziek worden.
naar paginabegin 4. het overlevingspensioen
Een voorbeeld: man en vrouw hebben gedurende bvb. 30 jaren samen gewoond. De man ging full-time werken, de vrouw deed al die tijd het huishouden. Op 65 gaat de man op pensioen. Helaas overlijdt hij enkele jaren later. De langstlevende partner van de gepensioneerde heeft dan recht op een overlevingspensioen of weduwenpensioen (geldt casu quo evenzo voor de weduwnaar).

Het pensioen van de man zorgde voor een meer-inkomen voor beiden. Aangenomen mag worden dat zij dat inkomen gezamelijk aan het huishouden besteedden, dus voor elk de helft. De vrouw heeft nu, na het overlijden van de man,
recht op een overlevingspensioen, dat gelijk is aan de helft van het pensioen van haar overleden echtgenoot, en proportioneel aan al de jaren die zij met hem samenwoonde gedurende diens loopbaan.


Een voorbeeld:
Van een gepensioneerd echtpaar heeft de vrouw altijd het huishoudelijk werk gedaan (zij is nooit buitenshuis gaan werken, er werden voor haar geen pensioenbijdragen afgedragen), en de man heeft een volledige carrière van 45 jaren achter de rug. Toen hij zijn vrouw leerde kennen, was hij al 15 jaar aan het werk, dus tijdens hun samenzijn heeft de vrouw 30 jaar lang zijn boterhammekes klaargemaakt. Bij zijn pensionering heeft de man recht op 45 % x 2.000 = 900 euro per maand pensioen. Daarbovenop krijgt hij een basisinkomen van 2.000 - 900 = 1.100/2 of 550 euro. Zijn vrouw, die ook zelf geen andere (beleggings-) inkomsten had, krijgt in dat geval eveneens een basisinkomen van 1.000 euro. Samen hebben zij na hun pensionering een gezinsinkomen van 900 + 550 + 1.000 = 2.450 euro (98.832 BEF) bruto per maand. Dat is veel méér dan wat diezelfde arbeider nu als gezinspensioen in België heeft.
Als de echtgenoot overlijdt, ontvangt de vrouw een overlevingspensioen van haar man, een bedrag dat proportioneel is aan de tijd die zij bij hem woonde (30 jaar) gedurende zijn professionele loopbaan (45 jaar), dus 30/45e van de helft van het pensioen van haar man. De helft, omdat zijn pensioen aan het gezin gezamelijk ten goede kwam, en omdat de man er nu niet meer is (de andere helft valt weg).
30/45e van de helft van 900 is precies 300.

Daarbovenop krijgt zij, als zij geen andere inkomsten heeft, ook nog het (nu nieuw berekende!) basisinkomen van (2000 - 300) /2 = 850, zodat haar inkomen nu 1.150 euro per maand bruto bedraagt.
Met een overlevingspensioen krijgt iedere weduwe altijd méér dan het basisinkomen waarop een alleenstaande ongehuwde dame recht heeft. In dit geval: 150 euro bruto per maand méér.
naar paginabegin 5. extra legaal pensioen
Wie een groter pensioen wil hebben, dient net als vroeger hogere bijdragen te betalen tijdens zijn loopbaan. Dat is een privé-aangelegenheid, want niemand kan verplicht worden om daaraan te participeren. Privé-initiatief biedt echter wel een uitstekende mogelijkheid om aan hogere inkomens betere pensioenmogelijkheden te bieden, en verzekeringsmaatschappijen zullen hierop graag inspelen. Dit is een vrijblijvende vorm van extra pensioensparen.
naar paginabegin conclusies
Een goede pensioenregeling is betaalbaar en uitbetaalbaar. Dat is met deze formule mathematisch gegarandeerd. Méér zelfs: er is overschot wanneer ook de overheid zich als een goed huisvader aan de financiële regels houdt. Belangrijk is natuurlijk dat voor alle werknemers loonkosten worden betaald, zonder discriminerende uitzonderingen of vrijstellingen...

Maar die rechtvaardigheid was u al bekend als basis-principe van de proportionele democratie.
naar paginabegin zie ook
waarom een basis-inkomen?
directe democratie 
naar paginabegin mail het adres van deze pagina aan je collega
typ zijn / haar e-mail-adres in:

Proportionele Democratie :
niemand wordt vergeten

vorige pagina print-vriendelijke versie www.prodemo.be/pensioen.htm lees verder volgende pagina
 030427 040118 © 2003 JFCIPeeters